Bij veel mensen ontstaat verwarring over deze vraag omdat 'je' achter de persoonsvorm staat. Er is immers een regel die zegt: 'als je onderwerp is en achter de persoonsvorm staat, wordt er geen t toegevoegd.'
In bovenstaande zin is 'je' geen onderwerp, maar meewerkend voorwerp. Het kan vervangen worden door 'aan jou' of 'jou'.
Onderwerp of niet?
Hoe weet je in zo’n geval nou of 'je' onderwerp is of niet? Tip: Vervang 'je' door 'jij'.
- Kan dat? Dan is 'je' onderwerp en komt er geen t.'Kan dat? Dan is 'je' onderwerp en komt er geen t.
- Kan dat niet? Dan is 'je' geen onderwerp en moet er wél een t.
In bovenstaande zin kun je 'je' niet vervangen door 'jij'. 'Je' kun je hier wél vervangen door 'aan jou' of 'jou'. Het is hier een meewerkend voorwerp! Het onderwerp van de zin is 'meer uren te werken'.
Meer voorbeelden van zinnen met je als meewerkend voorwerp:
- Wordt je verteld wat de bedoeling is? (je = jou, meewerkend voorwerp; wat de bedoeling is is onderwerp)
- Wordt je een grote winst in het vooruitzicht gesteld? (je = jou, meewerkend voorwerp; een grote winst is onderwerp)
- Wat wordt je nu precies kwalijk genomen? (je = jou, meewerkend voorwerp; Wat is onderwerp)
Voorbeelden van zinnen met ‘je’ als onderwerp:
- Word je (= jij) straks nog gebeld? (vergelijk: Krijg je (= jij) straks nog een telefoontje?)
- Word je (= jij) ook zo moe van warm weer? (vergelijk: Ben je (= jij) ook zo moe door het warme weer?)
- Houd je (= jij) van olijven? (vergelijk: Geef je (= jij) om olijven?)
Wordt je of word je?
Tip: Vervang bij twijfel het werkwoord door het werkwoord 'lopen':
Loop je (= jij) of ga je met de trap?
Hier komt ook geen t en dus bij een werkwoord waarvan de stam op een –d eindigt, ook niet!
Lees meer van onze tips over taal en spelling:
Judith Winterkamp is trainer en coach in zakelijke communicatie. Voor Management Support geeft zij schrijftrainingen als Creatief zakelijk schrijven en Notuleren als een pro. Heb je een (taal)vraag, mail dan naar info@judithwinterkamp.nl.
Lees van Judith ook:
Spelling oefenen voor professionals: alle oefeningen
De tussen-n; Hoe schrijf je groentesoep, frikandel en pannenkoeken?
U zal/zult, heeft/hebt, kan/kunt – wat zijn hier de spellingregels?